Hoe de allergietest in zijn werk gaat, is afhankelijk van de test die je doet. Hieronder wordt kort toegelicht hoe de verschillende testen werken.
Huidtest
Een huidtest toont aan of je allergisch bent voor klassieke allergenen zoals pollen, huisstofmijt en dieren. De specialist brengt speciale testvloeistof met daarin een allergeen in of onder de huid. Na 15 of 20 minuten wordt er gekeken of er zwelling of roodheid optreedt. Als dit het geval is, ben je allergisch voor deze stof.
Bloedtest (RAST-test)
U ondergaat een RAST-test als huidtesten niet mogelijk of niet doorslaggevend zijn. De RAST-test wordt bijvoorbeeld uitgevoerd bij een koemelkallergie. De huisarts neemt bloed af en stuurt dit naar het laboratorium. De laborant voegt de allergenen toe waar u waarschijnlijk allergisch voor bent. Ook voegt de laborant een radioactieve stof toe aan het bloed. Hiermee bepaalt de laborant de mate van de allergische reactie.
Plakproef
Met een plakproef onderzoekt de specialist of u een contactallergie hebt. Dit houdt in dat bepaalde stoffen waar u regelmatig mee in aanraking komt een allergische reactie van de huid geven. Bij een plakproef worden verschillende allergenen of de armen of bovenrug geplakt. Tijdens een 2de of 3de afspraak worden de plakkers verwijderd en wordt de huid beoordeeld. Zolang de plakproef duurt, mag je niet douchen, in bad, zwemmen of overmatig transpireren.